Slag bij Westbroek – Wikipedia

Slag bij Westbroek

Onderdeel van Stichtse Oorlog

In de Kerk van Westbroek stond jarenlang het voorval met witte kalk beschreven.

Datum 26 december 1481
Locatie Westbroek
Resultaat overwinning Holland-Bourgondisch leger
Strijdende partijen
Kabeljauwen
Bourgondië
+ Hollands huurleger
Hoeken
Utrechtse burgers

Leiders en commandanten

Troepensterkte
4000-5000 krijgsvolk ca. 1500-2000

Verliezen

De Slag bij Westbroek vond plaats op 26 december 1481 tussen de legers van het prinsbisdom Utrecht en de
Staten van Holland enerzijds en de Utrechtse burgers en opstandelingen anderzijds. Het was een van de laatste veldslagen die plaatsvond tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten.

Half december werd Engelbrecht van Kleef onder luid gejuich binnen de stad Utrecht gehaald en al snel benoemd tot ruwaard. Het was de bedoeling om Van Kleef op de bisschopszetel te krijgen door Hoekse bannelingen. David van Bourgondië had echter nog recht op deze zetel maar hem werd de toegang tot de stad ontzegd. Wat volgde was de Stichtse Oorlog.

De strijd was in Holland al in het voordeel van de Bourgondiërs beslecht, maar het was van belang dat de Utrechtse bisschop David van Bourgondië ook de macht kreeg over de stad Utrecht zelf.

Op 26 december 1481 stuurde David een Hollands leger onder Joost van Lalaing van zo’n 4.000 tot 5.000 man richting Utrecht (vijf dagen daarvoor vond de inname van Eemnes plaats). Onderweg werd Westbroek aangevallen, platgebrand en geplunderd (de kerk van Westbroek bleef wel gespaard). Alle inwoners werden vermoord met uitzondering van de kraamvrouwen.

Op de dag van deze aanslag had het gevroren, grasvelden en sloten waren licht dichtgevroren. De Utrechtse burgers zagen in de verte Westbroek platgebrand worden en gingen massaal de indringers tegemoet. Bij het naderen leek het erop dat het legertje indringers klein was en de Utrechters kozen gelijk de aanval, maar Lailang had zijn leger in drie divisies opgesplitst die achter elkaar stonden opgesteld. Toen de Utrechters dichtbij genoeg waren werden ze van drie kanten ingesloten. Door de paniek bij de Utrechters bliezen ze de aftocht. Volgens een getuige: “Toen de Hollanders dat zagen zetten ze de achtervolging in. Tot aan Schulpwijk (Zuilen) werden er Utrechters doodgeslagen. Burgers, kinderen, huursoldaten en plattelanders.” Zelfs voor die tijd was dit een uiterst gewelddadige strijd geweest, waarbij onder de Utrechters ongeveer 1500 slachtoffers te betreuren waren. Burgemeester Arnt Ruysch verscheurde uit frustratie zijn banier, maar moest dit met circa 500 anderen met de dood bekopen[2].

De Gelderse ritmeester Vincentius van Zwanenburg, die de slag wel overleefde, liet later optekenen dat hij ervan overtuigd was dat hij en de Utrechters stand hadden kunnen houden als niemand in paniek was geraakt en bij elkaar was gebleven[3].

Op een balk in de kerk van Westbroek stond nog jarenlang het voorval beschreven in witte kalk. De vrouwen van binnen de stad Utrecht gingen na de slag de lijken van hun mannen zoeken. De lijken werden verzameld op de Neude, dat toen een plek was waar toernooien werden gehouden. Enkele vrouwen zochten soms twee dagen lang naar hun mannen en vonden ze bijvoorbeeld vastgevroren in sloten en beken terug[4]. In zowel Amsterdam en Naarden werd in een van de torens in de stadsmuur het woord “Swych Utrecht” (Zwijg Utrecht) gekerfd als aandenken aan de gewonnen slag van de Hollanders[5]

Primaire bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jean Molinet (1435-1507) – Chroniques
  • Antonius Matthaeus – Analecta (1698)

Secondaire bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jan Wagenaar, Vaderlandsche historie deel 4.
  • S.B.J. Zilverberg – De Stichtse Burgeroorlog (1978)
  • regiocanon geschiedenis van Noord-West Utrecht
  • J.E.A.L Struick, Utrecht door de eeuwen heen, (1984)