Hazenpootje (paddenstoel) – Wikipedia

Zie Hazenpootje voor de plant uit de vlinderbloemenfamilie

Het hazenpootje (Coprinopsis lagopus) is een paddenstoel uit de familie Psathyrellaceae.[1] De smalle capsule-vormige hoed van jonge exemplaren van de hazenpootinktzwam is dicht bezet met witte haren, die niet opvallen als de hoed nat is. Bij rijpheid, slechts enkele uren later, is de hoed vrijwel kaal, in het midden vlak uitgespreid en de rand is sterk naar boven en naar binnen gekruld. Als de sporen rijp worden vervloeien de plaatjes tot een zwarte “inkt”, net als bij andere “inktzwammen”. Hij komt voor op houtafval in bossen over de hele wereld en in stedelijke gebieden. Soms lijkt hij op aarde te groeien, maar die blijkt dan altijd rijk aan weinig verteerde houtresten. De zwamvlok bevindt zich in vochtig dood loofhout, bijvoorbeeld in houtsnippers in plantsoenen, en leeft dus als saprofiet.[2]

rijp exemplaar met naar boven omgekrulde rand
getekende doorsnede van de plaatjes met lange en korte basidia

De hazenpootinktzwam is een saprofyt die leeft van dood, niet al te sterk verteerd hout in bossen en stedelijke gebieden. Hij staat op zichzelf of in kleinere groepen. Hij verschijnt afhankelijk van vochtigheid en temperatuur op verschillende tijden van het jaar, in Groot-Brittannië van mei tot november, in mediterrane gebieden in de winter. De paddenstoelen komen voor in sterk uiteenlopende formaten van minder dan 1 cm tot meer dan 10 cm hoog. Een individuele paddenstoel verschijnt, groeit uit en vervloeit in minder dan een dag.[3]

De hoed is klein en van de zijkant gezien ovaal in het vroegste stadium, om snel uit te spreiden naar ruim klokvormig en uiteindelijk min of meer vlak met een naar boven en dan naar binnen opkrullende rand. De hoed kan als hij zich heeft uitgespreid tot 4 cm in doorsnede bereiken en is grijs tot zwart van kleur. In eerste instantie is hij geheel bedekt met een dikke laag afstaande, breekbare, losse, zilverachtig witte vezels, die gemakkelijk in plukken afvallen als de paddenstoel groeit en vaak uiteindelijk geheel verdwijnen. De hoed splijt vaak vanaf de rand als hij zich uitvouwt. De plaatjes lopen over in de steel, staan dicht opeen, zijn in eerste instantie bleek en ietwat doorschijnend, maar worden al snel grijs, en daarna zwartachtig om vervolgens te vervloeien tot een zwarte, dikvloeibare sporenmassa (de “inkt”), of vergaat snel en valt uiteen bij droog weer. Wanneer de hoed nog niet is uitgevouwen steekt er tot 2 cm onderuit van een ½ cm dikke holle, fragiele, vezelige, witte stengel die dichtbezet is met fragiele, afstaande, losse, witte vezels, met name bij de voet, maar die steeds kaler wordt gedurende de ontwikkeling. Uiteindelijk kan de steel 4 to 10 cm lang en 3 to 6 mm in doorsnede worden. Er is geen beurs of ring. Er is geen opvallende geur of smaak. De sporenfiguur is violetachtig zwart.[2][4][5]

De sporen zijn 10-14 µm lang en 6-8½ µm in doorsnede, elliptisch, glad, met een grote centrale porie van 1½-2 µm in doorsnede. Ze worden donkerrood onder invloed van een jodiumoplossing. De basidia dragen elk 4 sporen, en zijn er in een korte en een lange vorm in ongeveer dezelfde verhouding.[2]

De wetenschappelijke naam Coprinopsis geeft aan dat deze paddenstoelen lijken op die uit het geslacht Coprinus. Die naam op zijn beurt is afgeleid van het Oudgrieks κοπρος (kopros) “ontlasting”, en betekent letterlijk ‘levend op mest’. Dat klopt voor veel soorten “inktzwam”, maar niet voor het hazenpootje. De soortnaam lagopus is samengesteld uit de Oudgriekse woorden λαγώς (lagos) “haas” en πούς (pous) “voet”, naar de gelijkenis van een zachtharige hazenpoot met jonge witvezelige exemplaren van deze paddenstoel.[4]

De hazenpootinktzwam is wijd verspreid en algemeen in Europa, Noord-Amerika en Azië. In Nederland is hij zeer algemeen.[3]

De hazenpootinktzwam werd voor het eerst beschreven door de Zweedse mycoloog Elias Magnus Fries in 1821, die er de naam Agaricus lagopus aan gaf. In 1838 hernoemde Fries de soort tot Coprinus lagopus, een naam die tot 2001 stand heeft gehouden. Toen bleek op grond van DNA-onderzoek dat niet alle “inktzwammen” nauw aan elkaar verwant zijn en dat het vervloeien van de sporenmassa enkele malen afzonderlijk moet zijn ontstaan. Volgens dat onderzoek is het hazenpootje niet erg verwant aan bijvoorbeeld de geschubde inktzwam (familie Agaricaceae) en is daarom in het geslacht Coprinopsis geplaatst, dat behoort tot de familie Psathyrellaceae.[1][4] Het is mogelijk dat C. lagopus in de toekomst zal worden opgesplitst, want sommige exemplaren die tot C. lagopus worden gerekend, zijn genetisch nauwer verwant aan de morfologisch verschillende soort C. jonesii (met kleinere, rondere sporen), dan aan andere exemplaren van C. lagopus, waarvan ze morfologisch niet te onderscheiden zijn.[6]

  1. a b Scott A. Redhead, Rytas Vilgalys, Jean-Marc Moncalvo, Jacqui Johnson & John S. Hopple jr (2001). Coprinus Pers. and the Disposition of Coprinus Species sensu lato. Taxon 50 (1, Golden Jubilee Part 3): 203-241. DOI: 10.2307/1224525.
  2. a b c Website: Mushroomexpert. Michael Kuo, Coprinopsis lagopus. mushroomexpert.
  3. a b Website: NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen. Coprinopsis lagopus (Fr.) Redhead, Vilgalys & Moncalvo. NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen.
  4. a b c Website: First Nature. Coprinopsis lagopus var. lagopus (Fr.) Redhead, Vilgalys & Moncalvo, Johnson & Hopple – Hare’sfoot Inkcap. First nature.
  5. Website: Curbstone Valley Farm. Clare, Coprinopsis lagopus. Curbstone Valley Farm.
  6. László G. Nagy, Dennis E. Desjardin, Csaba Vágvölgyi, Roger Kemp & Tamás Papp (2013). Phylogenetic analyses of Coprinopsis sections Lanatuli and Atramentarii identify multiple species within morphologically defined taxa. Mycologia 105 (1): 112–124. DOI: 10.3852/12-136.